taotepaard.nl

Tao te paard

   Feb 26

DVD Horse in Hand, Chris Irwin

Eind januari, begin februari heb ik een aantal DVD’s bestudeerd, waaronder deze van Chris Irwin. Een grote eye-opener voor mij was de subtiliteit van de lichaamscommunicatie. Onbedoeld geven we zelf heel veel seintjes af, die bij een paard ongewenste reacties veroorzaken, zonder dat we het zelf doorhebben.

Er zijn 2 manieren om een paard te leiden. Aan een door hangend touwtje, waarbij het paard jou als leider overal volgt en het paard in de hand, waarbij je naast het paard loopt. Deze DVD gaat over de laatste manier.

Het doel is een ontspannen en gehoorzaam paard met het hoofd op rughoogte of lager gedragen, waarbij het paard op je let. Het is belangrijk dat het paard nooit in een houding komt, waarbij hij het hoofd hoog draagt en de rug weg drukt. In deze houding wordt adrenaline aangemaakt, ervaart een paard stress en komt in de instinctieve reacties: angst, boosheid of uitdagen/weigeren.

De staart geeft aan wat er in het paard om gaat.
Aangeknepen staart = angst
Zwiepende staart = boosheid
Kalme, gedragen staart, maar weggedrukte rug = uitdagen/weigeren

Chris Irwin gebruikt een simpel leidtouw en een gewone dressuurzweep.

Druk en drijven

In de paardewereld is belangrijk: wie drijft wie. Er zijn 2 soorten druk die paarden onder elkaar uitoefenen.
– drijvende druk
– blokkerende druk

Normaal zal een paard nooit drijvende druk naar het hoofd van een ander paard uitoefenen. Dit wordt gezien als onfatsoenlijk onder paarden. Wij horen dus ook niet het hoofd weg te duwen. Als je het hoofd van het paard weg moet drukken, betekend het dat je te laat was om het hoofd te blokken om in je ruimte te komen. Het hoofd duwen, maakt bij een paard direct adrenaline aan en afhankelijk van het paard, wordt het paard angstig of boos. Aan het hoofd trekken heeft hetzelfde effect. Blokkerende druk aan het hoofd mag wel: voorkomen dat het links of rechts gaat, maar dus niet naar links of rechts trekken of duwen.

Er zijn 5 drukpunten op het paard waar je druk uit kunt oefenen.

  1. De flank = voorwaarts
  2. De heup = de achterhand wegdrijven en het hoofd naar je toe vragen
  3. De singelplek = het paard vragen in te buigen
  4. De schouder = de voorhand wegdrijven
  5. Mondhoek = voorkomen dat het hoofd je ruimte in komt, alleen blokken, niet duwen!

Een paard mag niet het hoofd of de schouder in jou ruimte duwen. Dat is drijvende druk, dus dominant of onfatsoenlijk van het paard.

Voor jezelf geldt dit ook. Je moet zelf dus ook nooit je heup richting het paard buigen. Het betekent druk, waar je paard van vandaan moet bewegen. Vaak gaat het ongemerkt, als je naast het paard staat en zelf ontspannen op 1 been leunt. Je moet of rechtop staan, of je buigt jezelf licht van het paard af wanneer je er naast staat, als je wilt dat het stil blijft staan.

Hoe je je centrum houdt, je navel, is ook van belang. Draai je dit richting paard, dan is dit drijvende energie, waar het paard van vandaan moet bewegen, trek je je centrum, je buik in door licht voorover te buigen, dan vraag je het paard naar je toe. Let dus altijd op waar je navel heen wijst.

Alle druk die je uitoefend moet zo subtiel als nodig is om een reactie te krijgen. Geef je te veel druk, dan gaat het hoofd omhoog, de rug naar beneden en maakt het paard adrenaline aan.

Het paard effectief leiden

Drijf het paard met je zweepje bij de flank naar voren in je hand, tot je een zacht contact hebt, zonder te trekken. Loop dan pas mee met je paard. Een paard houdt van harmonie in beweging. Je moet er dus voor zorgen dat jouw lichaam en het lichaam van het paard steeds in harmonie zijn, parallel, spiegelend. Een dans.

Je kunt het paard recht houden door blokkerende druk uit te oefenen op het hoofd of de singelplaats als hij hoofd of schouder jou ruimte in duwt.

Als het paard naast je staat en de andere kant uitkijkt, dan is dat onfatsoenlijk. Daarmee oefent hij druk op je uit met de schouder. Als je het toestaat, zeg je tegen het paard: “bepaal jij voor die kant of er iets gevaarlijks is waar we voor moeten vluchten”. Dit betekend dat het paard in het geval van gevaar je dus aan de kant zal duwen. Door achter je rug met je zweep te wijzen naar de singelplaats (drijvende energie) kun je het paard weer recht maken.

Zelf terugwijken is een uitnodiging voor het paard om je te volgen. Pas op dat het paard nog steeds niet in jou ruimte binnen dringt. Bewaak altijd je grenzen en blok indringende bewegingen van het paard consequent.

Bocht lopen met jezelf aan de binnenkant:

  • Pas je snelheid aan (langzamer worden)
  • Pas de snelheid van je paard aan (iets actiever in je hand drijven)
  • Wacht tot het paard het gewicht op het buitenvoorbeen heeft
  • Draai je navel richting de bocht

Bocht lopen met jezelf aan de buitenkant:

  • Pas je snelheid aan (sneller lopen)
  • Pas de snelheid van je paard aan (langzamer vragen evt. zweep op boeghoogte om af te remmen)
  • Wacht tot het paard het gewicht op het buitenvoorbeen heeft
  • Draai je navel voorlangs het paard

Halthouden:
Veel voorkomend probleem is dat het paard niet stopt en dan voor jouw centrum eindigt met het hoofd. In paardetaal zou een paard een ander paard zo blokkeren voorwaarts te gaan. Bij de mens ontstaat er echter een soort botsing met ons centrum en het paardehoofd, waardoor er stress ontstaat. Je moet dus je centrum parallel houden aan het paard. Je moet er zelf voor zorgen dat hij niet in je centrum botst. Wil je voorkomen dat het paard blijft doorlopen, dan moet je je centrum voor hem langs draaien  vòòrdat hij voor jou kan langs draaien (alsof je een bocht met jou aan de buitenkant gaat lopen).

Langs enge dingen lopen:

  • zorg dat je jezelf als leider opstelt en dus tussen het paard en het gevaar bent of dat je je centrum voor het paard langs naar het enge ding richt
  • laat het paard van het enge ding af buigen/er naar kijken als je er langs loopt
  • hou het paard voorwaarts in contact met het halster
  • vraag eventueel het hoofd weer omlaag door een soort zigzag “8” beweging te maken met de beenzetting van de voorbenen, het hoofd naar de kant van het dragend voorbeen en ietsjes omlaag, dan naar de kant van het nieuwe dragende voorbeen en weer iets omlaag, dus in harmonie en ritme van de beweging

Achterwaarts:

  • Houdt het zweepje naar beneden wijzend, als een paard met de hals naar beneden
  • Wijs naar de boeg of tik op de boeg tot het paard achterwaarts gaat
  • Hou contact met het hoofd, zodat je het kunt blokken om in jou ruimte te gaan of juist de andere kant uit.
  • Slinger niet met het touw of oefen druk op het hoofd uit, dan raak je de voorwaartsneerwaartse tendens en de ontspanning kwijt.

Positieve tekenen:

  • Een laag gedragen hoofd, liefst voorwaarts gestretched
  • Briesen
  • Likken of kauwen
  • Ontspannen staart
  • Ontspannen oren
  • Tevreden blik

You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. Both comments and pings are currently closed.